Blacksad on the road

Ruim dertien jaar geleden konden we voor het eerst kennismaken met de eigenzinnige detective Blacksad. Dat naar dit vijfde album in de reeks reikhalzend werd uitgekeken maakt duidelijk hoe sterk de reputatie van Juan Díaz Canales en Juanjo Guarnido ondertussen geworden is. Met de knappe verhalen en de weergaloze tekeningen van Guarnido is dat succes meer dan verdiend. Toch blijft het afwachten of het duo na enkele jaren afwezigheid de hooggespannen verwachtingen wel kunnen inlossen.

amarillo
Díaz Canales verrast alvast door ‘Amarillo’ niet in een of andere achterbuurt van een grote stad te situeren maar er een roadmovie van te maken. Blacksad beslist om een tijdje wat anders te doen en slaagt erin een aardige klus te pakken te krijgen: hij mag een sjieke kar van New Orleans naar Tulsa rijden. Een makkelijke opdracht, of dat zou het zijn voor iedereen behalve voor die goeie Blacksad die zich al snel in een wespennest werkt.
Het scenario zit alweer heel vernuftig in elkaar. Van de ene ontmoetingen tuimelt Blacksad vanzelf in de volgende. Ondertussen introduceert Díaz Canales allerlei kleurrijke figuren die het geheel wat extra pit geven, bovenop de zwarte humor die zo kenmerkend is voor Blacksad.
Als extraatje zitten er nog een fikse dubbele laag in het verhaal. Zo zijn de twee schrijvers in het verhaal gebaseerd op de legendarische beat schrijvers Allen Ginsberg en Jack Kerouac die met ‘On the road’ de grenzen van het literaire genre verlegde. Het is knap hoe Díaz Canales daarmee een eerbetoon brengt aan zijn helden, zonder dat lezer die de schrijvers niet kennen iets missen om het verhaal te volgen.
Dan is er nog het tegenwerk van Guarnido. Dat blijft geweldig knap. Al merk je als je het vergelijkt met het eerste album dat hij nu veel directer tekent. Waar hij in het eerste album vooral zijn kunnen wou bewijzen, staan de tekeningen nu helemaal ten dienste van het verhaal. Dat levert wat meer humor op in de tekeningen. Ook daarin blijkt Guarnido een uitblinker.

Reeks: Blacksad – Titel: Amarillo
Scenario: Juan Díaz Canales – Tekeningen: Juanjo Guarnido
Uitgeverij: Dargaud

Strandbeesten

De Nederlandse ingenieur en kunstenaar Theo Jansen houdt zich al sinds 1990 bezig met het uitvinden van mechanische strandbeesten. Hij bouwt deze wandelende sculpturen op uit plastic buizen en gerecycleerde plastic flessen. Dat doet hij om het gewicht te beperken zodat deze sculpturen door de wind kunnen voortbewegen. Door de jaren heen heeft hij die sculpturen aangepast om ze met behulp van de wind te laten stappen. De beste plek om zijn ‘beesten’ los te laten is dan ook het strand. Vandaar de naam ‘strandbeesten’.

Later heeft hij ze aangepast om die wind zelfs te kunnen bewaren voor later gebruik. De strandbeesten hebben als het ware longen. Zo kunnen de ‘beesten’ ook nadat de wind wegvalt zelf verder stappen. Daarvoor heeft hij spieren ontwikkeld die ook weer bestaan uit plastic buizen. De strandbeesten bezitten zelfs een beperkte mate van intelligentie en weten waar het strand is en waar de zee. Daarvoor ontwikkelde Jansen een eenvoudige voeler (uit plastic buizen) die een binair brein (uit plastic buizen) aanstuurt. Bij zeer hevige wind zetten de sculpturen zich zelf vast in het strand zodat de wind hen in de goede richting draait. Zo kunnen ze opnieuw energie opnemen.

Het hoeft dus nauwelijks verder onderstreept te worden dat Theo Jansen een puur genie is. Hij mag dan de Engelse taal niet machtig zijn, wat hij laat zien in zijn korte maar krachtige praatje op Ted Talks spreekt geweldig tot de verbeelding. Fantastsich!

Lego versus Playmobil

Als kind speelde ik net zo graag met Lego als met Playmobil. Samen met mijn broers bouwden we elk jaar hele dorpen en steden. We kregen van Sinterklaas alle vier elk een doos en hadden dan meteen heel wat speelgoed. Meer dan genoeg om er echt mee te kunnen spelen. Want dat was vaak het probleem, met één doos was je toch vrij snel uitgespeeld. Met vier sets kwamen we een heel eind toe. Gedurende enkele jaren hadden we zo’n beetje een traditie om bij het begin van de zomervakantie onze legodozen boven te halen en de zolder vol te bouwen. Naarmate we opgroeiden, kregen mijn oudere broers interesse voor heel andere dingen. Daardoor zat ik na een tijd met een ruim arsenaal lego en playmobil.

Als kind speelde ik vooral met Playmobil, de lego hield ik voor de quasi-traditionele start van de zomervakantie. We hadden van playmobil verschillende westernhuizen met een fort, een middeleeuws kasteel met raadhuis en smidse, en veel, heel veel figuurtjes die de spannendste avonturen beleefden. Zo sleet ik heel wat uurtjes met het dochtertje van de poetsvrouw. Toen de poetsvrouw niet meer kwam — en haar dochter evenmin — was het plezier er vrij snel af. Of lag het toch een beetje aan de leeftijd. Hoe dan ook, langzaamaan liet ik mijn playmobil links liggen en begon ik meer met lego te spelen.

Bij lego ontdekte ik op dat moment het plezier om zelfverzonnen dingen te bouwen. Als je telkens met diezelfde playmobil figuurtjes speelt, geraak je dat na een tijdje toch beu. Je kan wel wat variëren met die huizen, maar echt originele dingen kan je er niet mee verzinnen. Met een paar honderd legoblokken kan je al heel wat toffe constructies bouwen. En we hadden veel meer dan honderd blokken. In die zin blijft lego werkelijk onuitputtelijk.

Nadat ik een heftruck van Lego Technic kreeg voor mijn verjaardag, was het helemaal duidelijk: lego is veel straffer dan playmobil. De gaten in de bouwstenen waar assen door kunnen die tandwielen doen bewegen, veranderden de statische blokjes tot bewegende machines. Machines die je zelf kon verzinnen. Zo wordt fantastisch speelgoed ronduit geniaal. Pas later besefte ik goed en wel hoe geniaal lego werkelijk is. Door machines te bouwen heb ik ruimtelijk en technisch inzicht gekregen. Belangrijker nog is dat ik geleerd heb om creatief te denken. Om simpele oplossingen te zoeken voor complexe vraagstukken. Om oplossingen te vereenvoudigen en te verbeteren. Om niet tevreden te zijn met de eerste aanpak. Om buiten de lijntjes te kleuren en denken.

Misschien is playmobil vooral anders. Playmobil lijkt me meer speelgoed voor mensen die graag verhalen verzinnen. Voor mensen die helemaal kunnen opgaan in een eigen leefwereld. Ook daarin kan het creatieve denken gestimuleerd worden. Net zoals lego dat kan. Het verschil ligt waarschijnlijk in mezelf. Het mooie is dat het speelgoed waar we mee spelen veel over ons verteld. En dat we uiteindelijk toch het speelgoed kiezen dat het best bij ons past.

Slecht feuilleton

Enkele weken geleden heb ik mij laten vangen om toch eens een artikel te lezen over de regeringsvorming. Voor ik het goed en wel besefte, raakte ik toch in de ban van dat hele politieke proces. Veel zaken die daarbij aan bod komen zijn zo vaag dat je geneigd bent om meer te lezen in de hoop wat wijzer te worden. Die hele financieringswet is zo’n typisch gedrocht waarbij zelfs de politieke en financiële  journalisten niet lijken te weten hoe dat precies in elkaar zit. In elk geval zijn ze niet in staat om dat helder en duidelijk uit te leggen. Gelukkig zijn er nog opiniestukken van verstandige mensen die soms wat klare wijn schenken. Maar dan blijkt die materie zo complex dat het zelfs dan nog niet echt duidelijk is. Dus lees je nog wat meer op zoek naar antwoorden.

De laatste dagen heb ik in De Standaard dus heel wat politieke stukjes gelezen. In principe op zoek naar verduidelijking, zonder echt wijzer te worden. Dat begint stilaan aan een mens te vreten. Zo erg dat ik wel een wandelend stuk chagrijn lijk. Bij de minste aanleiding kan ik mij niet inhouden en begin te foeteren op al wat me niet aan staat. Alvast mijn excuses aan al wie daar last van heeft ondervonden.

Uiteindelijk vraag ik me dan af waarom ik zo bezeten ben geraakt van die politieke journalistiek. Het heeft een beetje de aantrekkingskracht van die vernuftig gemaakte slechte feuilletons. Net zo is het een ongeloofwaardig verhaal zonder einde en lijkt er elke dag wel iets te gaan gebeuren zonder dat er ooit werkelijk wat van komt. Bij die televisiereeksen kijk ik soms lukraak eens mee. Hoewel ik dan niet echt kan volgen, heb ik toch het idee dat ik mee ben. Bij het politieke circus gaat het er net hetzelfde aan toe. Wat de politici allemaal echt bespreken, komt nooit aan bod, en toch staan de kranten dagelijks vol berichten over die vermaledijde regeringsvorming en krijgen wij het idee dat we mee zijn (of toch die enkele sukkelaars die de berichtgeving nog volgen).

Een ander vergelijkingspunt is het feit dat in beide fenomenen flink wat geacteerd wordt. Al heb ik de laatste tijd het gevoel dat die politici heel wat betere acteurs zijn. De manier waarop ze elkaar in de media bestoken, overtreft de vernuftig geregisseerde uitzendingen van Thuis en Familie.  De timing bij die politici loopt echt zonder falen perfect. Ik kan me levendig voorstellen hoe Elio di Rupo en Bart De Wever in die zogenaamd moeilijke formatiebesprekingen in werkelijkheid bedisselen hoe ze de media nu best bespelen. Het politieke spel is hen te lief om dat aan het toeval over te laten.

Avatarbos

Een van de laatste films die we in de filmzaal hebben gezien was Avatar van James Cameron. In 3D zowaar, dat moest wel. Toegegeven, het was een visueel spektakel van begin tot eind. Wat dat betreft heb ik genoten. Het verhaaltje op zich vond ik een pak minder boeiend. Aan al dat opgefokte machogedoe heb ik niet meteen een boodschap. Het verbaast me nog altijd dat de man, zo beweert men toch, jarenlang aan het scenario gesleuteld heeft. Ik blijf het een pover resultaat vinden.

Ondertussen is Cameron uiteraard nog rijker geworden dan hij na het succes van Titanic al was. Zo rijk dat hij met zijn vermogen nuttige dingen wil doen. Zoals werelwijd 1 miljoen bomen planten bijvoorbeeld. Het is vooral een kwestie van de daad bij het woord te voegen. Een mooi voornemen waarvoor ik de man best wil vergeven voor zijn slappe vertelsels.

Het strafste van de zaak is dat Cameron en filmmaatschappij 20th Century Fox nu blijkbaar dat voornemen werkelijk gaan uitvoeren. Zo zal hij in samenwerking met de Vereniging voor Bos in Vlaanderen de actie 1 miljoen bomen steunen met 10.000 bomen. Die bomen zullen geplant worden in twee bossen, een in Tongeren, het andere in Waasmunster. Dat moet volgende lente gebeuren.

Zo zie je maar dat het niet gaat om beloftes, maar om daden. Geen avatar (verschijningsvorm) van een bos, maar een echt bos, dat hebben we nodig. Joke Schauvliege, Vlaams minister van Leefmilieu en Natuur, belooft ons al jaren meer bossen. De realiteit is dat er de laatste jaren vooral bos verdwenen is in Vlaanderen. Er is geen verbetering op komst. Zelfs met die duizenden avatarbomen zal Schauvliege haar doelstellingen nog lang niet halen.

Tijdens de biodiversiteitstop in Nagoya beloofde  ze wel 10 miljoen euro om de ontbossing van de regenwouden tegen te gaan. Hadden we die niet beter in eigen land gebruikt? Laat Cameron en andere beroemdheden de regenwouden maar redden.